Even voorstellen: Stijn Visschedijk, PhD-onderzoeker

 


Ik ben Stijn Visschedijk, een PhD-onderzoeker in het Smart Skills @ Scale-project. Mijn onderzoek richt zich op hoe we het vakmanschap van productiemedewerkers kunnen stimuleren via hun baan, vooral wanneer nieuwe technologieën worden geïntroduceerd. Ik ben hierbij specifiek geïnteresseerd in wat het betekent om een vakman te zijn in een moderne productieomgeving, want daar weten we eigenlijk best wel weinig over. Hoewel menig (nieuws)bericht de noodzaak van vakmanschap benadrukt en oproept tot de ontwikkeling ervan, is het nog steeds vaak de klassieke meubelmaker of timmerman waar we vaak aan denken bij het woord vakmanschap. Maar wat nu als de gereedschappen van deze mensen veranderen en de hamer plaatsmaakt voor een robotarm? Hoe kan de medewerker dan zijn vakmanschap nog (steeds) inzetten en hoe kan dit vakmanschap vanuit zowel de organisatie als door de medewerkers zelf continu ontwikkeld worden?

Het gaat namelijk niet goed met de praktijkopgeleide vakmensen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Al jaren worden deze vakmensen ondergewaardeerd, worden hun kwaliteiten en vaardigheden on(der)benut in hun werk en is er nog veel routinematig en kortcyclisch werk. De productiemedewerker dreigt daarmee te worden geminimaliseerd tot een knoppendrukker zonder toekomstperspectief, met als zijn ‘baas’ het technische gereedschap dat hem zou moeten helpen. We zullen daarom moeten zoeken naar goede oplossingen om vakmanschap te versterken en te ontwikkelen, en ‘de baan’ lijkt daarvoor een ideaal middel. Dit vraagt een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de organisatie als de medewerker, zodat er een goede match blijft tussen deze twee partijen. Enerzijds zal de medewerker moeten durven om nieuwe dingen te proberen in het werk en behendigheid te ontwikkelen om die technologie als een verlengstuk van zichzelf te kunnen inzetten, maar daarnaast zal de organisatie de medewerker de ruimte en autonomie moeten geven om dit ook te kunnen doen.

Om te weten hoe je dit kan vormgeven, zal ik eerst in gesprek gaan met bedrijven en experts om te bepalen wat de cruciale eigenschappen zijn van vakmanschap om met de nieuwe technologische ‘gereedschappen’ te kunnen werken. Vervolgens ga ik mij onderdompelen in het vakmanschap en leren van de vakspecialisten zelf. Wat zien zij als vakmanschap, wat doen ze om dat vakmanschap toe te passen in het werk en welke ondersteuning hebben ze vanuit de organisatie nodig? Tot slot ga ik ook met ze aan de slag om een oplossing te maken die past bij hen.

Er komen dan ook geen softe LLO-oplossingen, maar concrete activiteiten om het werk leuker en betekenisvoller te maken, bijvoorbeeld via vakmanschapsspel of een ‘toolkit’ met praktische oplossingen en adviezen om het werk (zelf) aan te (kunnen) passen. Ik vergeet namelijk nooit het antwoord van een vakman in mijn directe omgeving op de vraag: “Wanneer heb jij voor het laatst een ontwikkeltraject gevolgd en bijgeleerd?”, waarop hij zei, “Dat heb ik al lang niet meer gedaan”. Maar drie zinnen later hoor ik hem praten over het unieke hulpstuk dat hij heeft gemaakt voor die ene machine, de oplossingen die hij heeft bedacht en heeft toegepast om het lastige probleem op te lossen om te voldoen aan de specifieke wens van de klant, en de frustraties die hij heeft bij het werk van de ‘prutsers’ die het werk eerder niet gedegen hebben gedaan. Een vakman in hard en nieren, maar ik durf niet te beginnen over ‘leren op de werkvloer’, ‘eigen regie’, ‘taakroulatie’, ‘leercultuur’ en ‘work design’-aanpassingen. We gaan dus de praktijk in, met deze ervaring in het achterhoofd en samen met deze belangrijke groep medewerkers, om vakmanschap toekomstbestendig(er) maken.