Geschreven door Koen Nijland, geredigeerd door Milan Wolffgramm
Maakbedrijven willen aan de slag met het inzetten van nieuwe werkplektechnologie. De arbeidsproductiviteit moet drastisch omhoog: heel veel meer werk verzetten terwijl er minder mensen beschikbaar zijn. Ik probeer daaraan bij te dragen door wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek te doen naar effectieve inzet van werkondersteunende technologieën. Keer op keer blijkt: zulke inzet is makkelijker gezegd dan gedaan. Naast de technische en procesmatige uitdagingen blijkt het structureel meekrijgen van medewerker ook een opgave. Productiemedewerkers en managers zijn het er in ieder geval over eens: “er worden ons gouden bergen beloofd, maar als we de technologie eindelijk werkend krijgen dan is het nog maar de vraag of we er allemaal mee willen, kunnen, en mee blijven werken”. Met enig gevoel voor ironie constateerde ik uit tal van gesprekken en observaties bij productieprofessionals dat top-down opgelegde en rigide technologie, die het werk van productiemedewerkers juist zou moeten ondersteunen, vaak als verhinderend ervaren wordt. Als het op techniekimplementatie aankomt gaat de gebruikte ‘one-size-fits-all’ strategie daarom vaak gepaard met een sterke ‘one-size-fits-none’ uitkomst. Het doet denken aan deze cartoon over gestandaardiseerd onderwijs.
Om eerlijk te zijn vind ik het een nogal zorgwekkende constatering. Het is inderdaad zo dat effectieve inzet van werkondersteunende technologieën bij kan dragen aan de verbeterde werkprestaties én arbeidskwaliteit (zie bijvoorbeeld deze factsheet van TNO). Tegelijkertijd wordt deze potentie vaak niet gerealiseerd. Productiemedewerkers en managers, die door leveranciers en integrators aan de start van de implementatie gouden bergen beloofd werd,blijven vervolgens gedesillusioneerd achter.
De meest gehoorde redenen? (1) De technologie sluit niet goed aan op het bestaande productieproces, (2) de medewerkers zien de toegevoegde waarde van de technologie niet, (3) medewerkers kunnen niet overweg met de technologie, en (4) medewerkers halen geen voldoening uit werken met de technologie. De gevolgen liegen er ook niet om: (1) medewerkers die met de technologie moeten werken ervaren negatieve effecten, zoals verhoogde stress en verminderde prestaties, (2) de technologie wordt niet ondersteunend maar standalone ingezet om er toch nog rendement uit te halen, of (3) de technologie wordt volledig afgestoten en komt ergens te verstoffen in een kast.
De kern van dit praktijkprobleem lijkt te zitten in de manier waarop techniek geïmplementeerd wordt. Er is nog steeds te weinig ruimte voor het adresseren van individuele behoeften en voorkeuren. In plaats daarvan wordt ingezet op één oplossing, met weinig aanpassingsmogelijkheden, waar iedereen in het team het mee moet doen. Om vandeze one size fits none naar effectieve inzet van technologie te gaan moeten we de lessen uit het verleden meenemen. Sociotechnisch onderzoek uit de twintigste eeuw wijst al op het belang van een goede fit tussen de functionaliteiten van de technologie, de inbedding in de werkorganisatie en de behoeften van de werkende mens. Ik heb het echter ook te doen met de maakbedrijven omdat dit implementatieproces in de 21e eeuw alleen maar complexer is geworden.
Bij het lectoraat Employability transition onderzoeken we, en werken we samen met maakbedrijven aan, implementatie-oplossingen die de individuele behoeften en voorkeuren van medewerkers goed adresseren terwijl we ook de business case voor de organisatie in het oog houden. Technisch bedrijfskundige Ronald van den Hoek gaf maakbedrijven handvatten met zijn roadmap voor mensgerichte techniekimplementatie. Collega Milan Wolffgramm maakte dit vervolgens praktisch uitvoerbaar voor de implementatie van collaboratieve robots, en hielp hier tig ondernemers mee. Een vervolg hiervan is het Smart Skills @ Scaleproject, en Marion Eberhard van deelnemend bedrijf Aeronamic in Almelo vatte het doel treffend samen: “Wij werken samen in het project Smart Skills @ Scale omdat wij er van overtuigd zijn dat dit de competenties van onze medewerkers verder ontwikkelt waardoor zij in staat blijven een actieve rol te vervullen in Smart Industry en de bijbehorende toenemende complexiteit”.
Productiemedewerkers willen deze actieve rol graag vervullen, maar dit lukt praktisch niet door de gestandaardiseerde manier waarop technologie geïmplementeerd wordt. In ons onderzoek ontwerpen wij voor maatwerk in hoe de technologie gebruikt wordt en aanpasbaarheid van de technologie zelf. Hierdoor kan aansluiting gevonden worden met grote variatie in behoeftes van medewerkers op de productievloer. We doen dit in vier stappen: (1) inventarisatie werkproces en behoeftes, (2) co-creatie van werkondersteunende technologie-oplossing, (3) testen van verschillende werkproces-implementaties, en (4) longitudinaal volgen van de implementatie. We noemen deze aanpak ‘ondersteuning voor werkondersteuning’ en herhalen dit bij meerdere bedrijven over een langere periode.
Bent u ondernemer of werknemer bij een maakbedrijf, dan gaan wij hier graag samen met u mee aan de slag! Het is tijd om het roer om te gooien en samen een productievere Nederlandse maakindustrie met betere banen en veerkrachtigere medewerkers te creëren. Neem contact op met mij, of collega Milan Wolffgramm om de mogelijkheden door te spreken. Indien u vooral op de hoogte wil blijven van de nieuwste ontwikkelingen en inzichten hou dan mijn LinkedIn of die van het Smart Skills @ Scale project in de gaten. Op naar solutions that fit (most of) all!
Koen Nijland is Promovendus bij Utwente en praktijkonderzoeker bij Hogeschool Saxion en het Centre of Expertise TechYourFuture. Als expert op het gebied van mensgerichte techniekimplementatie onderzoekt hij welke werkondersteunde technieken geschikt zijn voor de kwaliteiten, wensen, en het werk van productiemedewerkers.